Hoofd ontmoet hart

 

Van monoloog naar dialoog

In elk van ons schuilt een getalenteerd verhalenverteller. Wilde verhalen over veroveringen en macht. Trieste verhalen over niet goed genoeg en zo alleen. Passionele verhalen over verlangen en beminnen. Wijze verhalen over moed en doorzetten.

Stille verhalen, vooral. Want het hoofd kan veel bedenken, maar de mond besluit zo vaak te zwijgen. Geen toegangspoort tot een ander, waardoor klanken botsen op de muren van onze eigen geest. Zo voeren we monologen op. Denkbeeldige verhalen waarvan plots steeds minder wendbaar worden, en zich vasthaken aan wie we denken te zijn. Tot we slachtoffer worden van onze eigen herhalingsdrang.

Dat we niet goed genoeg zijn. Of net beter dan de anderen. Dat we niet mogen verlangen. Naar meer, of gewoonweg anders. Dat we stil en onopvallend horen te zijn. Dat we onaantrekkelijk of niet zo bijster interessant zijn. Dat we voor altijd alleen zullen blijven. Of net niet alleen kunnen zijn. Dat we niets te bieden hebben. Of dat dit leven ons niets te bieden heeft.

Stille verhalen worden waarheden. Ik denk, dus ik ben (wat ik denk). In de taal van het hoofd bestaat geen ruimte. Slechts een aaneenschakeling van wat moet, zou moeten en niet kan zijn.

En toch zou het zo maar eventjes kunnen, dat ons hoofd ons verdwaalde hart ontmoet. Op het kruispunt tussen oud en nieuw, waar keuze de weg vrij maakt. Dat onze mond zich voorzichtig opent en de eerste van onze gevangenen de vrijheid gunt. Zichzelf ongewapend in het nieuwe strijdveld van het onbekende gooien. Wanneer we, misschien wel voor het eerst in jaren durven spreken. En alles waarover we ons schamen, schuldig voelen of geheim willen houden in contact brengen. Wanneer we een ander ontmoeten die niet mee-veroordeelt maar er simpelweg is.

Wanneer monologen dialogen worden is er enkel het nu. Dat moment waarop de trilling in onze stem eindelijk leven brengt in onze ter dood veroordeelde verhalen. Waarop onze harten kloppen, zoals nooit tevoren. Want spreken is angstaanjagend, bij momenten. Dan weer zo vanzelf. Maar het is vooral de zuurstof die we zo ontzettend nodig hebben. Om ruimte toe te voegen, daar waar we gekneld zaten tussen wat we niet meer wilden maar nooit geloofden te kunnen lossen.

Daar, in die ruimte ligt zoveel meer dan ons hoofd ooit zou kunnen bedenken.


 
Eva Baert